Oude solutie en de wonderbaarlijke genezing van Manke Nelis
door Coos Datema
Oude solutie en de wonderbaarlijke genezing van Manke Nelis
Al in januari had ik mij ingeschreven voor de Marathon van Amsterdam. Ik wist niet of ik een
voorjaarsmarathon ging lopen, maar die van Amsterdam, nou daar zou ik helemaal voor gaan.
Een probleem met najaarsmarathons is, dat je in de zomer door moet trainen. Onze voorkeuren voor
vakanties in warme en heuvelachtige gebieden maken dat niet gemakkelijk. Dit jaar was de
vakantiebestemming Sardinië. Hoewel er door sommigen langs de boulevard in Alghero wel hardgelopen
werd, moest ik, die wel loopspullen meegenomen had, daar in die hitte niet aan denken.
De tweede week van augustus waren we weer thuis en toen maar meteen flink aan de bak gegaan.
Ik weet dat zo’n snelle opbouw risico’s inhoudt, maar ik moest wat. De eerste duurlopen waren
verschrikkelijk zwaar. Ik begon meteen met een 28-er en een week later nog een 28-er in een wat hoger
tempo, dacht ik. Want na 25 kilometer moest ik stoppen. Herstel ging voorspoedig, dus kon ik de
training intensiveren tot zo’n 60 kilometer per week: de training en de snelle loopjes door de week
en ‘s zondags de duurlopen.
Vier weken voor de marathon zelfs 36 km in een vrij hoog tempo gelopen en dat ging fantastisch,
de week erop 32 km en dat ging dramatisch. De dinsdag erop nog een snelle 11 en dan donderdag nog
een 15 km fartlek en dan zou het klaar zijn. Het was ook klaar, want de donderdag van de fartlek
kreeg ik pijn aan mijn bovenbeen en dat ging niet over. Een blessure aan de tractus iliotibialis!
De laatste duurloop van 30 km geskipt. Naar de fysiotherapeut geweest, rust genomen en
ondertussen de 4 mijl als test gelopen. Au, dat was erg pijnlijk. Kon ik wel de Marathon van
Amsterdam lopen zonder al teveel op Manke Nelis te lijken? Het inschrijfgeld was betaald en het
hotel gereserveerd, dus ik vond dat ik er niet meer onderuit kon. Nog twee keer fysiotherapie
hielp zeker, maar ik had het gevoel dat je ook hebt als je op pad gaat met een fiets met een
lekke band, die je met oude solutie hebt geplakt. Elk moment kan het afgelopen zijn.
(foto Corrie Klompien)
In Amsterdam de volgende strategie gevolgd: lekker snel weg en genieten maar. Komt de pijn,
dan komt-ie waarschijnlijk vroeg en dan hoef ik niet zover terug te lopen. Op een paar pijnscheutjes
na, ben toen meteen met een kleinere pas gaan lopen, weinig last van de peesplaat gehad. Ik begon al
aan een persoonlijke toptijd te denken. Tot aan km 25 ging alles lekker. Tempo goed, weinig pijn en
het kostte niet al te veel moeite, dacht ik.
Maar na km 25 werd ik steeds vaker door lopers ingehaald. Vreemd, terwijl ik dacht constant te
lopen. Een blik op mijn chrono leerde dat ik ongemerkt van 5.11 naar 5.35 per kilometer was gezakt.
Omdat dit alweer mijn 10e marathon was, wist ik dat dit onomkeerbaar is. Finishen werd weer het
hoofddoel en ik wist dat dit moeilijk genoeg zou worden. Het tekort aan trainingsweken begon zich
te wreken. Ik kon ook het tempo van 6 min. per km niet volhouden en beide benen deden even zeer. Dat
was een tegenvaller. Een kilometer voor de finish, zag ik dat ik nog precies 6 minuten had om binnen
de 4 uur te finishen. Dat maakte genoeg los om alle pijn vergetend, zuchtend, blazend en met het
schuim op de mond de laatste kilometer in 5.32 te voltooien. Na afloop deden de benen deden zeer
als nooit tevoren, maar voldoening was groter dan ooit.