Nieuws
Over ons
Loopclinic
Trainingen
Duurlopen
Loopagenda
Contact
Ledeninformatie
Sociale Media

 

Alleen voor leden:
Gebruikersnaam
Wachtwoord
Wachtwoord vergeten?

Marathon Rotterdam 10 april 2005

door Anna van Gelderen

Wie wil er nou een marathon lopen?

Marathons lopen is iets voor andere mensen. Voor waanzinnig sportieve types, die misschien ook wel een beetje gek zijn. In ieder geval niks voor kneusjes als ik met een zesje voor gymnastiek (lager gingen ze niet).

Totdat ik op een winderige zondagmiddag in april 1997 met mijn collega’s Humphrey en Jan bij de finish van de marathon van Rotterdam stond om daar tegen vijven de laatste groep recreanten de streep over te applaudisseren. Tot onze verrassing kwam de één na de andere 80-jarige langs en was minstens de helft van de mensen veel dikker dan wij, tenminste zo leek het in onze beleving. Er waren zelfs twee hoogbejaarde mannen, waarvan de één blind was en met een lint was vastgemaakt was aan de andere. Wij keken elkaar eens aan en dachten alledrie hetzelfde: als stokoude, moddervette, gehandicapte lieden binnen vijf uur een marathon kunnen uitlopen, dan …… (openbaring!) moeten wij dat ook kunnen. Plechtig namen wij ons gedrieën voor om in 2000 hier als marathonlopers over de finish te komen. Ik kreeg al tranen in de ogen bij het idee alleen.

Marathon van Rotterdam editie 2000

Humphrey, Jan en ik hebben allerlei smoezen om niet mee te doen, waarvan aanhoudende blessures de beste zijn.

Marathon van Rotterdam editie 2003

Humphrey en Jan hebben nog steeds allerlei smoezen (te druk, zere knie, de brug stond open, de wekker was kapot), maar ik bevind me tot mijn eigen verbazing om even voor twaalven aan de start van de marathon en loop deze, ondanks het warme weer, in 4 uur 7 minuten en 37 seconden uit. Ik ben een week lang high.

Een tijd van 4 uur en enkele minuten vraagt natuurlijk om nóg een marathon: de magische 3 uur 59 minuten en 59 seconden is in theorie binnen handbereik en die theorie moet in de praktijk gebracht worden, eerder ken ik geen rust. In de tussentijd haal ik het in mijn hoofd om van Utrecht naar Groningen te verhuizen en aan een splinternieuwe baan te beginnen, zodat het in de eerste helft van 2004 niet zoveel wordt met hardlopen, maar in oktober ben ik één van de allereersten die zich inschrijven voor de marathon van Utrecht op 28 maart 2005.

Maar dan: eind februari 2005

De griepepidemie die in Nederland rondwaart, bereikt onverwacht ook mijn woning en slaat daar genadeloos toe. Dagenlang heb ik koorts en kan ik amper op mijn benen staan, laat staan hardlopen. En als ik eindelijk koortsvrij ben, komt er een bacterie langs: ik krijg bijholteontsteking. Zo slap als een dweil maak ik vanachter mijn pc mijn inschrijving in Utrecht ongedaan en zeg ik het hotel af. En nog steeds zo slap als een dweil schrijf ik me op de valreep in voor de marathon van Rotterdam, die twee weken na die van Utrecht plaatsvindt, en slaag ik er nog net in een hotelkamer te bemachtigen. Alleen het Hilton heeft nog ruimte, maar daar zit ik dan ook zo goed als bovenop de start.

Het lukt me nog om drie weken vóór 10 april een lange langzame duurloop te doen, maar ik ben mijn snelheid kwijt, merk ik. Die 3:59:59 kan ik wel op mijn buik schrijven. Toch geef ik me voor-het-geval-van-je-weet-maar-nooit op voor een pacing team van het tijdschrift Runner’s World, waar twee ervaren hazen je in vlak tempo in een tijd van (in mijn geval) 4 uur naar de finish loodsen. Het enige dat ik zelf hoef te doen, is blijven lopen en de groene ballonnen in de gaten houden.

De spanning stijgt: zaterdagmiddag 9 april 2005

Al koolhydraten stapelend (= koekjes etend) arriveer ik met de trein in Rotterdam. Spannend! Eerst maar eens mijn startnummer ophalen. Zal ik er slagen in één keer het wedstrijdsecretariaat te vinden? Zowaar, dat lukt alvast, dus eigenlijk kan er nu niks meer misgaan. ’s Avonds luier ik, met overal rondslingerende mueslirepen, in een veel te grote Hiltonbadjas op mijn hotelkamer. Ik spetter een beetje in het bad, kijk een beetje tv (wat voor wordt het morgen? haaa, slechts 10 graden, buitjes, wat wind, veel beter dus dan dat onzalige zomerweer van twee jaar terug) en lees een mooi boek dat niks met hardlopen van doen heeft. Volledig ontspannen en bol van de koolhydraten kruip ik mijn bed en slaap heerlijk.

Zondag 10 april 2005: MARATHONDAG.

Om half acht it ik al in de ontbijtzaal krentenbollen, croissants en muffins naar binnen te proppen. Er zitten verdacht veel mensen met witte sportschoenen en opzichtige t-shirts om mij heen, zodat ik vermoed dat ik niet de enige loper ben. Vanachter het raam zie ik een wagen met draagbare wc’s naar de start rijden. Straks sta ik daar ook voor in de rij. Om 8 uur stop ik met de krentenbollen en ga ik me op mijn kamer bezig houden met een van de zwaarste dilemma’s waar een marathonloper voor kan komen te staan, namelijk “wat moet ik aan?” Ik heb thuis mijn hele assortiment aan hardloopkleren in mijn koffer geduwd, maar zal nu toch echt een keus moeten maken. Het is niet warm genoeg voor een korte broek, dus het wordt een tight, om er maar eens een vakterm tegen aan te smijten. Maar dan? Mijn mooie nieuwe knalrode hempje is te luchtig, maar dan blijft er nog van alles over. Uiteindelijk doe ik een shirt met lange-mouwen-en-boordje-met-ritsje aan en daarover mijn windjack. Het windjack kan ik om mijn middel knopen als het te warm wordt, en als het nog warmer wordt, kan ik de mouwen van mijn shirt opstropen en het ritsje openzetten. Blijkt achteraf een goede keus te zijn.

Beneden in het hotel zijn inmiddels de pacing teams van Runner’s World zich aan het verzamelen en is het een gekkenboel, maar dat is juist wel leuk. De hazen van vier uur zijn twee kwieke types van middelbare leeftijd (Peter en Theo, respectievelijk 48 en 55) die mij op de een of ander manier het vertrouwen geven dat die tijd van vier uur nu ook voor mij misschien wel haalbaar is. Drie kwartier vóór het startschot gaan we al naar de start, waar ik samen met nog 12.500 lopers wacht tot het elf uur wordt, naar één van de draagbare wc’s ga, een praatje maak met de mensen om me heen en met mijn harstlagmeter sta te klooien. Volgens mijn splinternieuwe Polar S625x ben ik dood (HRF 00); het meisje naast mij daarentegen meet een hartslag van maar liefst 240. De techniek laat ons weer eens mooi in de steek. Gelukkig hebben wij onze hazen Peter en Theo. En niet te vergeten Lee Towers die live en uit volle borst “You’ll Never Walk Alone” zingt, waarna burgemeester Opstelten het startschot lost.

Het regent inmiddels, maar ik ben meer bezig met door de hordes te laveren en andere lopers te ontwijken dan met het weer. Wat een ongelooflijke mensenmassa. Er zijn dit jaar 2.500 extra lopers toegelaten en dat is te merken ook. Na 10 kilometer word je nog steeds op je hielen getrapt, kun je nog steeds alleen maar inhalen door andere mensen te snijden en je ellebogen te gebruiken en word je regelmatig in je rug geduwd. Ik kom in een gigantische DIP terecht. Waarom doe ik dit eigenlijk? Niet voor mijn lol, dat is duidelijk. Conclusie: ik ben een zielige masochist en ik ga nooit van mijn leven weer een marathon lopen. Mijn hemel, wat is het nog ver naar de finish. Waarom speelt één van mijn oude blessures nu niet op, dan heb ik een reden om deze ellende te beëindigen. Kan die gestoorde Ier niet even langskomen en mij flink hard het publiek induwen? Weet ik echt geen smoes te bedenken om waardig uit te stappen? Nee dus. Er zit niks anders op dan maar door te lopen tot het bittere einde.

Maar dan: op 25 kilometer begint het lopersveld een beetje uit te dunnen en komt er ineens ruimte. Plotseling ontdek ik dat ik heerlijk loop, ondanks het feit dat ik mijn benen al begin te voelen. Geeft niet, ik ben nu aan het genieten, en de dip is in een keer vergeten. Tien kilometer later loop ik met haas Theo (75 marathons op zijn naam) gezellig keuvelend vooraan in ons vier-uurs clubje, als Theo constateert dat we te hard gaan en wat gas terug moeten nemen. Nou, ik niet! Ik ga er alleen vandoor, krijg weliswaar steeds pijnlijker benen, maar ben in het geheel niet moe en ben mentaal beter dan ooit. Anderen komen op dit moment de man met de hamer tegen, ik gooi er nog een tandje hoger tegenaan. Geweldig, nu weet ik weer waarom ik hardloop.

En... de ontknoping

Als ik over de finish kom, kan ik het bijna niet geloven: ik heb 3:58:13 gelopen! Het voelt alsof ik een Olympische medaille heb gewonnen, ik ben euforisch, ecstatisch, dolgelukkig en niet eens moe.

Op het station van mijn woonplaats staat de fanfare, o nee, herstel, een ontvangstcomité van mijn vriendinnen Ellen en Katharina klaar. Wat een schattebouten: ze halen me in als een sportheld en brengen me met de auto naar huis, want na uren in de trein zitten, zijn mijn benen nóg stijver en nóg pijnlijker geworden. De twee dagen na de marathon heb ik moeite om de trap af te lopen, maar ik draag mijn spierpijn als een trofee. Het was het meer dan waard. En bij de volgende marathon ga ik voor 3 uur 50. Ik kan nauwelijks wachten.Wil je weten of ik dat klaargespeeld heb of dat ik jammerlijk heb gefaald ? Klik dan hier.

 










Privacy & Disclaimer voor het laatst gewijzigd op 2020-11-12 20:43:29