Oudejaarsloop Blijham 30 december 2006
door Ludo Abbink
De afgelopen week was ik vrij en had ik alle tijd om me rustig voor te bereiden op de oudejaarsloop in Blijham. Nu eens
niet moe van een lange werkweek op zaterdag aan de start komen, maar uitgerust en gretig? Tenminste, zo zou het er in mijn
ogen uit moeten zien. De hele week was het prachtig loopweer, maar ik mocht van Bé niet teveel doen deze week. Angstvallig
hield ik de weerberichten in de gaten. De hele week prachtig weer, maar op zaterdag en zondag wind en regen. Misschien zou
het wel meevallen, hield ik mezelf voor. Positief denken, daar zijn bijna alle psychologische theorieën op gebaseerd. Wie
weet is het zaterdag prachtig loopweer.
Zaterdagochtend word ik om 7.00 uur wakker. Naast de lichte verwondering van het vinden van mijn jongste dochter naast
mij in bed in plaats van mijn echtgenote –ik slaap nogal vast-, merk ik vooral op dat het hard waait. Meteen in een
pesthumeur. Laat maar met die snelle tijd. Zelfs nog even de gedachte, die uit het niets, rechtstandig van nek tot
voorhoofd door mijn hoofd schiet: zal ik lekker thuisblijven? Nee, dat doen we niet. We hebben immers afgesproken met
loopmaten K. en P. Bovendien wacht loopmaat F. ons op in Blijham en ben ik ook nog eens de dienstdoende chauffeur.
We rijden dus toch naar Blijham. Daar aangekomen regent het nog steeds en waait het vooral buiten het dorp erg hard.
In de kleedkamer horen we dat we tegenwind hebben tot en met kilometer elf en opnieuw weer tegenwind vanaf kilometer
achttien. Een simpel rekensommetje leert mij dat we dus tweederde van de loop de wind tegen hebben. Fijne gedachte.
Hiervoor liep ik twee keer een halve marathon. Beide keren niet op volle kracht, omdat ik de afstand best ver vind. Nu
wil ik een keer voluit lopen en dan heeft Aeolus per ongeluk Zephyrus laten ontsnappen uit zijn grot en is Zephyrus in
Oost-Groningen terecht gekomen.
Bij de start staan we ergens in het midden. Achteraf niet slim, want er is geen tijdregistratie bij de start en
bovendien blijken de eerste zeven kilometer over een smal fietspad te gaan. Tegen de wind in lopen we met z’n vieren
van groepje naar groepje. Bij elk groepje blijven we even hangen om op adem te komen en dan weer verder. Ik ben keurig
opgevoed en vind het lastig om op zo’n smal fietspad groepen te passeren. Ik wil zeker niemand afsnijden en ook niet
pontificaal een stuk gras uit de berm meenemen. Langzamerhand krijgen we meer ruimte en komen we in een wat grotere groep
terecht die een prettig tempo loopt. Bij kilometer tien krijgt K. genoeg van de gezapigheid en trekt ineens vol door. Wij
gaan alledrie mee en een kilometer later is Zephyrus onze vriend. Vanaf dat moment lopen we tot kilometer achttien
ineens kilometertijden tussen de 4.10 en de 4.15. Heerlijk. We schieten op! Eenzame afvallers van andere groepen gaan
we soepel voorbij en voor we het weten zijn we bij kilometerpunt 18. Dan lopen we de dijk op en krijgen de wind vol in
ons gezicht. Tot dan toe deden P en ik het kopwerk en waren K. en F. aan het volgen. Ik kijk om, heb even geen puf meer.
K. is weg, ik zie hem een meter of tweehonderd achter ons. P. zit er ook doorheen, maar F. neemt over. En hoe!
Ternauwernood zijn we in staat te volgen. De laatste kilometer zit ik stuk, maar klamp aan. Nog een eindsprint en
P. maakt zijn zelfbenoemde geuzennaam “Duitser” waar en wint nipt voor mij en F. En dan de tijd. Uiteindelijk valt het,
gezien de omstandigheden, reuze mee. 1.33.30. We kunnen met een goed gevoel het loopjaar 2006 afsluiten. Op naar het
nieuwe jaar.
Ps: Aeolus is in de mythologie de, door Zeus aangestelde, bewaarder van de winden. Hij bewaarde ze in een grot.