26e 4 mijl van Groningen 14 oktober 2012
door Lies van der Wal
Wat er aan vooraf ging.
Moet ik hier wel aan meedoen? Ach, ik kan ook geen kaartjes krijgen want ik ben op dat
tijdstip aan het werk en ik ken ook niet echt iemand die dat even voor mij kan regelen.
Maar ik kan me ook niet echt laten kennen dus ik vind een weg om toch een startnummer te
krijgen wat denken ze wel niet! Dus ik heb een wedstrijdlicentie gevraagd en nu kan ik
een wedstrijdnummer krijgen. Lekker puh! Ik ben ergens rond 4 augustus gescreend en goed
bevonden om mijn krachten te meten met de beruchte Kenianen. En ik ben sneller dan die
jongens en meiden tot het tegendeel is bewezen! Dan komt weer de twijfel bij mij op.
Want ik ben echt niet een figuur voor die drukte. Doe mij maar een natuurloop in één
of ander gehucht. Ik zie verschrikkelijk tegen al die media en publiek op. Dan maar
te zwijgen over het parkeren en het vinden van de start enzovoort. Ik zie echt overal
apen en beren. Openlijk spreek ik mijn twijfels uit op mijn werk en op de vereniging.
Ook mijn familie is er inmiddels van overtuigd dat deze grootbek NIET de 4 mijl gaat
lopen. Ik zeg grootbek omdat ik in principe nergens bang voor ben. En dat resulteert
dan vaak in een grote mond tenminste in groepen van minder dan dertig personen zullen
we maar zeggen. En dit is wel een paar duizend meer dan dertig.
De laatste week voor de start.
Op de dinsdag van de loopgroep ben ik nog steeds zover dat ik niet wil lopen. En de
woensdag komt een keerpunt in mijn beslissing. Iemand op mijn werk zegt dat ik vast
niet in het bezit ben van een wedstrijdnummer, omdat je wel gek moet zijn om zoveel
moeite voor iets te moeten doen en dan uiteindelijk niet te gaan. Tja, en daar heb ik
dan niet echt wat van terug. Daar zit wel wat in. Ik slaap die nacht erg slecht, en
wordt des morgens wakker met de overtuiging dat ik dit wel moet doen. Ik zeg tegen
Foeke wat ik heb voorgenomen en die schikt zich in mijn beslissing om te lopen. Foeke
wil niet mee naar de stad, want dat is hem te druk. Hij kijkt wel naar TV-Noord om
daar mijn verrichtingen te volgen. Dan is het donderdag en het wordt tijd voor de
generale repetitie. Op het werk kleed ik mij om in training tenue tot verbazing van
mijn collega’s. Die zien namelijk nooit veel sportiviteit van dichtbij op een paar
uitzonderingen na. Direct na werktijd begeef ik mij naar Nienoord om daar mijn zes
kilometer te doen door het bos. Dit is een vaste trainingsroute met zachte bospaden
maar ook hier en daar verhard. Deze keer gaat het verschrikkelijk slecht en ik zie
het helemaal niet meer zitten. Alles doet me zeer en mijn uithoudingsvermogen is
ook waardeloos. Hoe is het mogelijk!? Ik leg me er maar bij neer en denk dat een
slechte repetitie wel eens een goed uitvoering kan betekenen. Vrijdag doe ik niets
en zaterdag beloon ik mezelf maar even met een uurtje sauna zonder sporten in de
sportschool.
De dag van de 4 mijl.
De tijd van het jaar en het weer zorgen ervoor dat ik lekker kan uitslapen tot kwart
voor negen. Normaal is het veel vroeger dat ik opsta. Ik schop Foeke spreekwoordelijk
uit bed omdat het zondags zijn beurt is om koffie te zetten. Het scheelt slecht tien
minuten voor ik uit bed kom, maar toch. We drinken koffie en discussiëren of Foeke
wel mee moet en hoe ik naar Groningen kom. Foeke besluit om toch de drukte te mijden
en wil met Sonja (hond) lopen buiten dorp. Ik wil toch met eigen vervoer naar stad
en ga proberen om bij de gasunie te parkeren. Er is mij ook alternatief vervoer
aangeboden door diverse mensen. Maar zelf is gemakkelijker en je bent een ander dan
niet te last. Bij de gasunie blijkt er zat parkeergelegenheid te zijn en ik loop met
een paar mensen naar de Martiniplaza en daar staat al een bus te wachten. Daar zie
ik een bekende uit Aduard en we kwebbelen de hele weg naar Haren toe. Ik zie dan
ook niets van het parcours omdat ik mijn hele omgeving vergeet. Het is ook niet
echt een probleem omdat ik deze route duizenden keren heb gefietst. Met uitzondering
van de Herestraat en de Vismarkt. We stappen uit bij halte 1 en ik vraag me af wat
we in hemelsnaam in de parkeergarage moeten doen. Ik stap een beetje rond en
vertwijfeld ga ik maar weer naar het plein. Daar kom ik Pieter tegen. We praten
wat en op een gegeven moment wordt het voor mij tijd om naar mijn startvak te gaan.
Als je een wedstrijdnummer hebt moet je wel als eerste weg. Ik lever mijn kleding bij
de vrachtwagen in en loop rustig naar het vak. Tenminste ik denk dat het eerste vak
mijn vak is. Maar bij aankomst wordt ik direct twee vakken verderop gebonjourd. De
eerste is voor die snelle jongens en de genodigden. De tweede is voor andere snelle
figuren en mensen in het blauw met C nummers. En dan is ons vak. Ook W -en C nummers.
Ze hebben ons verzekerd dat we gelijk starten met die anderen. Dat zal me een worst
wezen, want we hebben tenslotte een chip. Dan klinkt een knal en we mogen snel naar
Groningen. Dat snel valt nog te bezien, maar ik ga mijn best doen. Een paar bochten
en dan doemt daar de eeuwige rechte weg noar Stad tou. Het smoort hier werkelijk van
lui aan de kant die van allerlei dingen roepen en applaudisseren. Het doet me niet
zoveel want ik moet eerst even in ritme komen. Het lange stilstaan als opeengepakt
vee in de startvakken doet me niet echt goed. Het ligt dan ook wat aan de temperatuur
die aan de lage kant ligt. Maar als ik iets van ritme te pakken heb en een beetje
warmer ben geworden gaat het wat beter. Ik begin die publiekelijke belangstelling
ook wel op prijs te stellen. Er zijn ook bandjes die leuke deuntjes spelen en
ritmische muziek maken. Dit maakt dat het lopen ook beter gaat. Vanuit mijn ooghoeken
tracht ik bekenden te zien, maar helaas ik zie niemand of herken ze niet. Ik zie een
groot spandoek bij het oude RKZ en wordt een beetje ontroerd. Dit is namelijk mijn
geboorteplaats en toen had ik het heel erg zwaar. Ik had daar bijna het loodje gelegd
maar vocht me er destijds erdoorheen. En kijk me hier nu eens,….! Bij de gevangenis
krijg ik een bekertje water te pakken waar ik twee slokjes uitneem en de rest weggooi.
Er rennen heel erg veel mensen me voorbij en ik blijf mijn eigen koers varen. Ik laat
me de kop niet gek maken! Het loopt lekker en ik besluit dit tempo te hanteren en
niet sneller te willen gaan. Tenslotte moet ik a.s. weekend ook nog naar Schiermonnikoog
de tien kilometer doen. Dan zie ik de Herebrug opdoemen en zie een lichte stijging
in het traject. Gelukkig kost het mij geen buitensporige moeite om deze bult te
bedwingen. Dan lopen we langs de oude bios en gaan verder naar de Herestraat. En
dat is lang geleden dat ik hier ben geweest. Wat me opvalt is dat ik nooit echt heb
gezien dat de Herestraat een soort Himalaya is. Jeetje, wat loopt die straat omhoog
zeg. De berg is aan het einde van de weg bedwongen en er roept iemand mijn naam. Ik
kijk om en zie bekenden. Dus toch nog. Blij huppel ik verder en zie het eindpunt al.
Met de handen in de lucht ga ik over de streep en ben toch blij met dit avontuur.
Anders had ik afgelopen zaterdag in de Westerein gelopen, maar dit is ook leuk. We
krijgen direct een medaille en even verderop een flesje drinken. Ik volg de borden
naar de vrachtwagen waar mijn kleren nog zijn. Dan wordt het zoeken naar een bus die
me weer naar mijn auto brengt, en dat blijkt een hele klus. Uiteindelijk staat er op
het Zuiderdiep een bus met een bord voor wedstrijdlopers. De buschauffeur vraagt mij
en een man die met me meegelopen was om ons startnummer. Wij laten het zien en mogen
de bus in. We wachten even en daar komen de Kenianen aan. Haha, de VIP bus voor die
wedstrijdlopers. De snelle vrouwen en mannen nemen naast, voor en achter ons plaats
en de bus is nog lang niet vol, maar vertrekt wel. Even later stappen we uit bij de
Martiniplaza en hun gaan naar het hotel, en wij met ons tweeën naar de parkeerplaats.
Ik neem afscheid van de man en stap in de auto. Direct bel ik mijn Foeke en vertel
hem blij mijn avontuur. Even later ben ik thuis en laat trots mijn prachtige medaille
zien. En mijn tijd? Ach, dat kan nog veel beter. Maar ik had er plezier in, en dat is
mooi genoeg.